Geschiedenis van de Locht

De Locht is een gehucht, deel uitmakend van het vroegere Eksel. Het gehucht ligt aan de baan Hasselt – Eindhoven en grenst in het zuiden aan Hechtel, in het westen aan het Militair Domein.

Van de 16de tot de 19de eeuw was het te Eksel, met uitzondering van de Nederlandse aanval op de jonge Belgische Staat, betrekkelijk rustig. De wereldoorlog 1914-1918 bracht hierin verandering. Op 27 september 1914 werd een Duitse Huzaar op het gehucht “Locht” door een troepje vrijwilligers en rijkswachters doodgeschoten. Uit wraak werden de boerderijen van de “Locht”, 27 in totaal, volledig door de Duitsers platgebrand.

Ook dit gehucht van Eksel is nu terug uitgegroeid tot een bloeiende buurtschap.

Locht Kapel.

Gelegen op de hoek Sint Bernardus straat / Eindhovensebaan op een driehoekig graspleintje met rondom vijf lindebomen van circa tachtig jaar oud. Eén van de weinige kapellen die de Heilige abt van Clairvaux als patroon meekreeg. In de 17de eeuw bijzonder vereerd als noodheilige bij veeziekten.

Hij werd door de boeren aan geroepen tegen ‘lopende roos’ een huidziekte onder de varkens en schapen die daarom ook als ‘Sint-Bernardusvuur’ bekend stond.

De rondtrekkende handelaars of teuten vormden een typisch fenomeen voor Noord-Limburg en hadden een bepalende invloed op de welvaart van de hele streek.

De kapel is opgericht door drie teuten families, Moons, Hanegrifs en Ghijsen afkomstig van het gehucht de Locht. Als cappelmeester oft toesiender der Lochter capelle stonden zij in voor het beheer ervan.

Pas in 1834 werden deze teuten families verplicht af te zien van alle aanspraken op bedehuis en inkomsten, ten voordele van de kerkfabriek van Eksel.

Tijdens de Franse Revolutie zou de kapel tot wachthuis hebben gediend voor de soldaten.

Bij het platbranden van de Locht door de Duitsers op 28 september 1914, werd de aanvankelijk bedreigde kapel gespaard. Duitse soldaten zouden tevergeefs getracht hebben de deur van het bedehuis open te breken door er met beitels of bijlen op te slaan. De sporen hiervan waren zichtbaar op het ijzeren beslag rond het slot. Om de herinnering aan die gebeurtenis te bewaren, werden de sporen nagemaakt in het nieuwe ijzerwerk.

Tot omstreeks 1970 vond een wekelijkse mis plaats. Ook op elke vrijdag werd een mis gecelebreerd door de kapelaan van Eksel, een gebruik dat circa 1975 verdween.

In de kapel bevindt zich een houten beschilderd en gemarmerd portiekaltaar met renaissance kenmerken uit omstreeks 1740 met twee nissen voor Sint Bernardus en Maria. De vooruitgeschoven tombe fungeerde als dienstaltaar.

De eiken sacristiekast uit midden achtiende eeuw is een tweedeurskast met een lessenaar aan de rugkant.

In de kapel bevonden zich gepolychromeerde houten beeld van Sint-Bernardus van Clairvaux daterend uit tweede helft van de 17de eeuw, een Maria en Johannes van een calvarie  van omstreeks 1550-60  alsook een houten en met fluweel beklede staakmadonna met Kind (17de eeuw), alle beelden werden gestolen in 1970.

Allen het beeld van Sint Bernardus werd teruggevonden en werd tijdelijk in veiligheid gebracht en is nu teruggeplaatst.

In juli 1980 vond er nogmaals een diefstal plaats. Deze keer bestond de buit uit een kruisbeeld van geel- en roodkoper, vier grote altaarkandelaars van messing beide daterend uit de de 18de eeuw. Tevens werd een geelkoperen kroonluchter met inscriptie (1750),  twee geelkoperen lichtarmen (daterend uit 1800), een altaarbel en een wijwaterbakje ontvreemd.

De vroegste afbeelding van het bedehuisje komt voor op een figuratieve kaart uit het kaartboek van de abdij van Sint-Truiden, getekend in 1697 door landmeter Lambert Warnouts. De kapel is op deze kaart gelegen ten noordoosten van de vroegere Lochterschans, in de buurt van de Prince weyers. (vijvers)

Rietkragen aan weerszijden van de Eindhovensebaan herinneren nu nog aan de voormalige vijvers. De kapel wordt ook aangeduid op de Ferrariskaart (1771-77) en in de Atlas van de Buurtwegen (1845).

—————————

De kapel is een bakstenen gebouw van twee traveeën met driezijdige koorsluiting onder een leien zadeldak. Op het dak bevinden zich een zeszijdig dakruitertje met ingesnoerde naaldspits. Deze is bekroond met een smeedijzeren gelelied kruis met een kleine windhaan.

Ook de koorzijde draagt een kleine spits, eveneens voorzien van een smeedijzeren gelelied kruisje.

In de gevel bevinden zich gewone, X-vormige en krulankers met dito spie. Jaartal ankers in de voorgevel verwijzen naar het bouwjaar 1661.

Onder de goten vindt u aflijnende fries met overhoekse muizentand.

De puntvormige voorgevel bestaat uit een gecementeerd aandak, vlechtingen en schouderstukken.

Het rechthoekig portaal is opgetrokken met een vlakke kalkstenen omlijsting, met bewaard eiken houtwerk, smeedijzeren banden en slot daterend uit de18de eeuw.

Het geheel is  bekroond met een dito rondboogvenster en rechts geflankeerd door een betralied oculus (osseoog), dat de gelovige bezoekers moest toelaten het Sint-Bernardusbeeld te zien.

De zijgevels zijn aan elke kant voorzien van een rondboogvensterstje met een dubbele rollaag en een platte laag, met decoratief glas in lood met kruismotief.

Binnen  in de kapel vindt u een bepleisterd en witbeschilderd interieur met een zestal rondbogige nissen en 18de-eeuwse stucwerkversiering op het plafond.

Deze bestaat uit vakken, omrand met getrokken lijstwerk en omringen een centraal medaillon met gestileerde bloemmotieven.

De vloer bestaat uit terracotta betegeling.